30e zondag door het jaar | Jaar B

Eerste lezing: Jer. 31, 7-9

Blinden en lammen haal ik terug vol medelijden.

Uit de profeet Jeremia.

Dit zegt de Heer:
“Jubel van vreugde om Jakob,
juich om de heerser der volken;
bazuin het rond, prijs God en zeg:
de Heer heeft redding gebracht aan zijn volk,
aan de rest van Israël.
Ik haal hen terug uit het noorden,
van het einde der aarde breng ik hen bijeen,
ook de blinden en lammen,
de zwangere en barende vrouwen.
In dichte drommen keren zij terug.
In tranen gingen ze heen;
getroost leid Ik hen terug.
Ik voer hen naar stromende beken
over gebaande wegen waarop ze niet struikelen.
Ik ben toch Israëls vader,
en Efraïm is mijn eerstgeborene.”

Woord van de Heer.
Wij danken God.

Tweede lezing: Hebr. 5, 1-6

Gij zijt priester voor eeuwig, op de wijze van Melchisédek.

Uit de brief aan de Hebreeën.

Broeders en zusters,
want elke hogepriester wordt genomen uit de mensen
en aangesteld voor de mensen
om hen te vertegenwoordigen bij God
en om gaven en offers op te dragen voor de zonden.
Hij is in staat onwetenden en dwalenden geduldig te verdragen,
daar hij ook zelf aan zwakheid onderhevig is;
daarom moet hij als hij offers voor de zonden opdraagt,
even goed aan zijn eigen zonden denken
als aan die van het hele volk.
En niemand kan zich die waardigheid aanmatigen:
men moet evenals Aäron door God geroepen worden.
Ook Christus
heeft zichzelf niet de eer van het hogepriesterschap toegekend;
dat heeft God gedaan die Hem zei:
“Gij zijt mijn zoon,
Ik heb u heden verwekt.”
En elders zegt hij:
“Gij zijt priester voor eeuwig, op de wijze van Melchisédek.”

Woord van de Heer.
Wij danken God.

Evangelie: Mc. 10, 46-52

Rabboeni, maak dat ik zien kan.

De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus.
Lof zij U, Christus.

In die tijd
kwam Jezus vergezeld van zijn leerlingen in Jericho.
Maar toen ze,
vergezeld van een flinke menigte,
weer uit Jericho wegtrokken,
zat een blinde bedelaar langs de weg,
Bartimeüs, de zoon van Timeüs.
Zodra hij hoorde dat het Jezus de Nazarener was, begon hij luidkeels te roepen:
“Jezus, Zoon van David,
heb medelijden met mij!”
Velen snauwden hem toe te zwijgen,
maar hij riep nog veel harder:
“Zoon van David, heb medelijden met mij!”
Jezus bleef staan en zei:
“Roept hem eens hier.”
Ze riepen de blinde toe:
“Heb goede moed!
Sta op, Hij roept u.”
Hij wierp zijn mantel af,
sprong overeind en kwam naar Jezus toe.
Jezus vroeg hem:
“Wat wilt ge dat Ik voor u doe?”
De blinde antwoordde Hem:
“Rabboeni, maak dat ik zien kan!”
En Jezus sprak tot hem:
“Ga, uw geloof heeft u genezen.”
Terstond kon hij zien
en hij sloot zich bij Hem aan op zijn tocht.

Woord van de Heer.
Wij danken God.